zaterdag 24 mei 2008

hoofdstuk 3: 11U49

"Dit gaat verder dan wat je ooit gedacht hebt. Je weet dat je moeder en ik er zijn, maar wij gaan er niet altijd zijn. Vanaf een bepaald moment ga je alleen zijn. Probeer dat te vatten. Alleen zijn. Terwijl wij er nog zijn. Probeer dat te bevatten, te omvatten, te beseffen. Focus je daarop, totdat er niets meer is. Als je één iets onthoudt, onthou dan dat."

Ze kijkt me aan. Begrijpend en niet begrijpend.

Begrijpen dat ik haar wil voorbereiden.
Niet begrijpend dat ik niet begrijp dat zij dat al lang begrijpt.

Denk ik.

--- 6 jaar eerder -----------

Ze heeft al twee weken niet meer met me gesproken.

Het laatste wat ik me kan herinneren is dat ik nooit zou weten hoe het ging zijn alleen achter te blijven. En dat ik dus moest zwijgen over "dat ik kon vatten wat ze doormaakte".

Haar hersenen zijn nog niet in staat om alle abstracte niveaus en implicaties te bevatten, maar leg dat maar eens uit aan een puber. Een puberende puber.

En dus spreekt ze niet meer tegen me. Ze doet voor de rest gewoon met alles mee, alleen in stilte.

Correctie: in stilte met mij. Met Nele praat ze honderduit. Als giechelende vriendinnen. Alleen niet over mij. Dat doen ze niet. De betrokkenheid is anders. Dochter of vrouw... Eén van de twee heeft niet en de andere heeft wel voor mij gekozen.

Ik weet niet met wie ze over mij babbelen. Er moet iemand zijn. Ik heb geen idee wie.

Soms negeert ze me door als ik binnen kom, te stoppen met babbelen en weg te gaan. Soms negeert ze me door gewoonweg verder te praten en te doen alsof ik er niet ben.

Ik denk dat ik ook overigens niet ten gronde bevat wat het is voor haar om alleen achter te blijven.

Geen opmerkingen: