zaterdag 24 mei 2008

hoofdstuk 4: 21U56

Nele is flink ziek. Het is meer dan fysisch. Ze is niet gemaakt om zo alleen te leven. Ik ben met Ellis bezig.

Ze ligt boven te hoesten. Ze zal er wel doorkomen, zoals steeds.

Ik maak een denkbeeldige notitie dat ik haar voorraad eens moet checken en misschien eens naar een apotheek op zoek moet gaan.

Ellis mediteert. Ellis leest Koans. Ellis doet aikido. Ik help haar zo goed en zo kwaad ik kan.

---------- 3 uur later ----------

We lopen door de stad.

Er ligt overal veel stof, maar hier zijn geen sporen van verbranding meer. Die stoppen een paar kilometer verder. Heel abrupt. Als een mes dat zachtglooiend door het landschap gehaald is.

We zijn al een paar apotheken gepasseerd maar die ofwel hebben we die al leeggehaald, ofwel zijn ze té zwaar gebaricadeerd.

Er staan auto's in de straat. Met een dikke laag stof. De em-pulsen hebben ze allemaal herleid tot verschillende variaties van onbruikbaarheid.

Ik zie een groot kruis aan een gevel hangen. De neonlampen hangen er nog in. Met een dikke laag stof ertussen. Erover. Ertussen. Erin.

De deur is vast. Maar zonder veel overtuiging. Een slag op de cilinder van het slot en de deur zwaait moeizaam maar toch open. Binnen hang de geur van oude zuurstof. Drieëntwintig jaar oude zuurstof.

Ellis schijnt met de lamp, ik neem snel wat we nodig hebben. Daarna schijn ik en doet zij hetzelfde.

Nele kijkt ons aan wanneer we bestoft in de kamer staan. Ze draait zich om en gaat naar haar kamer. Ze kijkt niet meer om. De droefheid in haar ogen maakt je stom.

---------- De volgende ochtend ----------

Ik zie dat haar medicijnen niet meer op de tafel liggen.

---------- Twee weken later -------------

Moest ik niet beter weten, ik zou denken dat ik gedroomd heb dat ze in een dal zat. Maar ik weet dat het ook weer terug zal komen. Ellis weet niet wat ze ervan moet denken.

Geen opmerkingen: